Voor een dag van morgen

   Wanneer ik morgen doodga, 
vertel dan aan de bomen hoeveel ik van je hield.
Vertel het aan de wind, die in de bomen klimt 
of uit de takken valt, 
hoeveel ik van je hield. 

Vertel het aan een kind,
dat jong genoeg is om het te begrijpen. 
Vertel het aan een dier, 
misschien alleen door het aan te kijken. 

Vertel het aan de huizen van steen, 
vertel het aan de stad, 
hoe ik je lief had. 
Ze zouden niet willen geloven dat, 
alleen maar een man, alleen maar een vrouw, 
dat een mens zo liefhad als ik jou. 
Ze zouden je niet geloven. 
Maar zeg het aan geen mens.

1926-1977